Ik wilde graag in de vakantie met mijn beide kinderen een dagje 1 op 1 iets ondernemen. Met mijn dochter van 6 deed ik samen een speurtocht in het bos, en met mijn zoon van 10 huurde ik een MTB fiets waarop we samen hard door het ruige bos fietsten over heuvels en bochten. Mijn zus had me gewaarschuwd dat het parcours soms wat pittige stukken had. Dat klonk voor ons beiden als een leuke uitdaging die we dan ook graag samen aangingen. Beiden stapten we in ons sporttenue enthousiast in de auto om na een minuut of 15 te arriveren. De fiets even afstellen, een routekaart mee, en opstappen maar.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik, na 10 minuten al zo’n 5 keer gestopt te hebben, het geduld met mijn zoon verloor. De rem deed het niet goed, het heuveltje was te hoog, het zadel zat niet goed, de fiets kwam niet door het losse zand en de trapper deed het niet. Mijn enthousiasme was in de kiem gesmoord en uit mijn mond bleven maar op belerende toon corrigerende woorden komen. “Als je niet door het losse zand komt, dan moet je in een lagere versnelling blijven doortrappen, als je vaart mindert dan lukt het ook niet om erdoor te komen. Als je trapper het niet doet, heb je waarschijnlijk niet goed geschakeld,”… totdat ik wakker werd geschud door mijn eigen opmerking dat hij gewoon door moest gaan, toen hij vertelde dat hij de heuvel hoog en eng vond.
Het was er nog niet uit of ik schrok van mezelf en kreeg meteen spijt. Ik remde abrupt en snelde naar hem toe terwijl hij nog boven op die heuvel stond met zijn fiets. “Sorry jongen, mama is ongeduldig met je! Dat helpt je niet. Ik heb je gehoord, je wil niet van deze heuvel af met je fiets, je vindt het eng. Dat is niet erg, stap maar van je fiets, dan lopen we er samen af.”
Waar was ik mee bezig? Het was niet alleen mijn ongeduld dat de hele tijd aan het woord was geweest. “Niet zeuren, gewoon doorgaan, kiezen op elkaar en hup, je kan het wel als je het maar probeert… kom op zeg, doorzetten.” Ik had meteen door dat het mijn eigen stem was, die me jarenlang had laten overleven, dat nare stemmetje dat me vertelde dat ik dit nodig had.
Toen had ik het nodig, maar nu niet meer. Mijn zoon had het zeker niet nodig. Door de druk op te voeren maakte ik hem alleen maar onzeker. Erger nog ik gaf hem het gevoel dat hij niet voldeed aan mijn verwachtingen. Ik liet hem voelen dat hij een slappeling was, terwijl hij juist zijn grenzen aan het verkennen was op het gebied van zijn kunnen en alarmerende gevoelens. Het verbaast me hoe overlevingsmechanismen uit het verleden na al die jaren nog steeds zo’n sterke invloed hebben op mijn ouderschap. Ik begin ze inmiddels steeds beter te herkennen en te begrijpen, waardoor ik er wat mee kan, en dat is fijn. Daardoor kan ik blijven werken aan de relatie met mijn kinderen.
Vanaf dit moment vonden wij elkaar en ons plezier weer terug. We gingen een standje lager, en zodra ik dat had geaccepteerd, had ik er weer lol in en kon ik me weer concentreren op het samenzijn en dit samen meemaken. “Mam, heb jij ook zulke zere billen vroeg hij na 10 km?” We hebben samen erom gelachen.
Trots als een pauw liet hij zijn vader bij thuiskomst de tocht zien die we samen hadden gefietst, en hij vertelde honderduit over de tanks die we samen hadden gezien en gehoord bij het hek van de legerbasis waar we langskwamen. Hij had wel 27 km gefietst, heuvel op en af, slalommend om de bomen. Wat een ervaring, hij had een geweldige dag gehad, vertelde hij toen hij ging slapen ‘s avonds.
Zonder mijn inzicht in mijn gedrag, in wat mijn ongeduld bij hem teweegbracht en wat voor een impact dat had op ons samenzijn, hadden we het niet gehaald en was het een nare ervaring voor ons beiden geworden.
Ik weet inmiddels hoe belangrijk het is voor kinderen om ruimte te maken om te mogen leren, te ontdekken en om fouten te mogen maken. Ongeduld helpt hier niet bij, maar verhoogt de druk juist, waardoor kinderen nerveus worden, en zelfs minderwaardige gevoelens kunnen ontwikkelen. “Onthoud dat het altijd meer om de goede bedoelingen van een kind gaat dan om het uiteindelijke resultaat,” zegt Gordon Neufeld.
Durf jij naar je ongeduld te kijken? Welke overtuigen of overlevingmechanismen zitten er bij jou onder? En wil je leren hoe je deze patronen kunt doorbreken om jouw kind te kunnen geven wat het nodig heeft?